Wat als je een vlinder met je handen vangt?
Toine Klaassen en filosoof Tim de Mey werkten samen met28 jongeren en kunstvakdocent Meerle Lokhorst en filosofie docent Martijn Balm van Het Lyceum Rotterdam.
Fragment uit de tekst: Hugo Bongers
De eerste mensen die de wereld bevolkten waren jager-verzamelaars. Tot ongeveer tienduizend jaar geleden woonden mensen in kleine beweeglijke groepen samen, leefden van de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel en vestigden zich niet permanent op één plek. Zelfs de meest onherbergzame streken boden nog voldoende voedsel voor de kleine ambulante wereldbevolking. Die begon pas te groeien toen planten en dieren konden worden gecultiveerd: landbouw en veeteelt ontstonden en de mens maakte zich de beheersing van het vuur eigen, waarmee voedsel kon worden gekookt, hulpmiddelen gemaakt en permanente bewoning van een plek voordelig werd.
Beeldend kunstenaar Toine Klaassen laat zien dat het mensentype van de jager-verzamelaar een bruikbare vorm is om iets te vertellen over de wereld van nu. Klaassen kruipt in de huid van de jager-verzamelaar. Zo’n twintig jaar geleden nam hij de naam en gestalte aan van Dutch Bushman en nog steeds toont hij het overgrote deel van zijn werk onder deze naam. Het meeste werk zouden we met de omschrijving ‘performance’ kunnen aanduiden.
Het verzamelen begon bij Klaassen al vroeg na zijn afstuderen als beeldend kunstenaar aan de Rietveld Academie. Hij nam antikraak een groot atelier in gebruik, de enorme oppervlakte van de leegstaande Ysselwerf aan de Maas nabij de Van Brienenoordbrug. Die rivier spoelde van alles bij hem aan. Je zou het rommel kunnen noemen, maar Klaassen verdeelt de wereld niet in bruikbaar en onbruikbaar, mooi en lelijk. Niets is van zichzelf mooi of lelijk. Alles kan voor hem op een bepaald moment bruikbaar zijn. De enorme oppervlakte van de Ysselwerf stelde hem in staat zijn groeiende verzameling uit te stallen en te ordenen. Daar ontstonden de eerste installaties van Dutch Bushman. Producten van onze cultuur, zoals plastics, touw, flessen, stokken, lappen, poppen, piepschuim en vuurwerkhulzen mengde hij onbekommerd met producten van de natuur, zoals vogelveren, paardenbloempluizen, riet, berenklauwtakken, pluimen, slakkenhuizen, schelpen en eierschalen. In glazen potten conserveerde hij lijkjes van kleine dieren. In aquaria ontstonden diorama’s. Met lege bananendozen bouwde hij muren, hutten, onderkomens……
…….De performances van Toine Klaassen zijn contextueel, relationeel maar niet sterk interactief. Het ritueel wordt aangepast aan de beschikbare ruimte. Een nauwe gang in een ateliergebouw werkt anders dan een weids park. Een straat in Eindhoven vraagt om een andere benadering dan een volle tentoonstellingsruimte waarin ook werk van andere kunstenaars wordt geëxposeerd. Het werk is relationeel, omdat de rituelen worden getoond voor een publiek en de kunstenaar met dat publiek rekening houdt en er een stilzwijgende relatie mee aangaat. Klaassen is alsmaar in zijn installaties aanwezig en zijn publiek weet dat ook. Het werk is meestal niet interactief, want het publiek ‘doet niet mee’, is geen medeacteur in de rituelen. Dat kan meestal ook niet, want zijn performances duren uren, soms dagen achtereen. Publiek komt en gaat. Toch komen eenvoudige interacties soms wel voor. De kunstenaar kijkt iemand gericht aan of biedt iemand iets aan (een paardenbloempluis bijvoorbeeld die uiteen geblazen moet worden). Je zou zijn houding in de richting van het publiek als ‘onverstoorbaar’ kunnen beschrijven. Hij laat zich niet afleiden of uit zijn rol halen.
Narcissus
Klaassen is dol op afgebroken, kapotte autospiegels; daarvan heeft hij er honderden verzameld. Hij gebruikt die vaak in zijn performances en sculpturen. Spiegels hangen soms als een ketting om het lichaam, en door die spiegels observeert hij tijdens zijn optredens het publiek. Spiegelingen vindt hij sowieso interessant. In zijn film Diepdroom (gemaakt samen met Rolf Versteegh en zijn vrouw Lin) speelt het spiegelende wateroppervlak van een meer een grote rol. Overal in zijn atelier zijn wel stukjes spiegel te vinden. De Narcissus-mythe verbeeld.
Klaassen bereidt de performances voor. Hij improviseert beperkt. De kracht van de voorstelling ligt in de voorbereiding: in de keuze van de locatie, de karakters, de enscenering, de te gebruiken materialen. In het atelier bereidt hij verschillende opties voor, kiest zijn voorwerpen uit, maar kan in reactie op de wijze waarop het publiek reageert wel switchen. De karakters zijn een gegeven, die zijn in de loop van de afgelopen twintig jaar ontstaan en geëvolueerd. En ze blijven zich ontwikkelen.
Toch zit er ook evolutie in zijn werk. Zijn eerste installaties waren wat minimalistischer. De kunstenaar zelf was nog afwezig in die installaties. In een vroegere, meer ‘schrale’ performance gebruikte hij alleen een vergrootglas en een camera en fotografeerde daarmee een uitvergroot oog van mensen in zijn publiek, DREAMONEYE. Niet altijd is er voldoende ruimte om “met zooi te lopen sjouwen”. Toch valt op, dat zijn performances nu rijker, barokker zijn.
Failure
Het werk van kunstenaar Toine Klaassen is goed te plaatsen in een wereldbeeld waarin naast de mens ook andere objecten (dieren, planten en bomen, ‘levenloze’ voorwerpen, zee en rivieren) als gelijkwaardig worden beschouwd en aan die objecten waarden en rechten worden toegekend los van hun nut voor de mens. In dit wereldbeeld draait het niet om het economische of culturele profijt dat de mens heeft van de natuur en van cultuurobjecten. Natuur en objecten hebben recht op bestaan, elk naar hun eigen aard. (De slakken die de groenten in zijn volkstuin bedreigen verzamelt hij levend en wel en zet ze ver weg in het bos weer uit.) Klaassen is een kunstenaar die gevoelig is voor de rechten van niet-menselijke zaken. Die weggegooide voorwerpen weer in ere hersteld, die voorwerpen reanimeert: De kunstenaar als re-animator van objecten.
“Veel van mijn werk gaat over failure”, zegt Klaassen, “denken dat je iets kunt meten, dat je het tijdsverloop kunt vastleggen. Maar neen, je meetinstrumenten zijn uiteindelijk waardeloos.” Het zijn de voorwerpen zelf die hun wil opleggen aan de beschouwende onderzoeker in het steeds complexer wordende laboratorium van de kunstenaar. De pseudo-antropologie is geen wetenschappelijk onderzoek, maar een onderzoek naar de verbeelding die door de voorwerpen om hem heen wordt aangejaagd.
Hugo Bongers, Juni 2021
Website: www.toineklaassen.com